De lopende man heeft geen volume. Alles aan hem is ijl en gereduceerd: de extreem dunne romp, armen en benen, het kleine hoofd. De platte, gebalde handen en de vreemde klompvoeten, die lijken vast te kleven aan de grond, vormen daarbij een tegenwicht. Hij lijkt aangevreten door tijd en ruimte, teruggebracht tot een minimum en schuin voorover hellend, op weg naar een onbekend doel. Giacometti is gefascineerd door de mens in de ruimte, vooral de mens in beweging. Beweging ziet hij als ‘een opeenvolging van momenten van stilstand’. In wezen probeert hij in al zijn gaande figuren het samengaan van tijd en ruimte uit te beelden.
Toets A voor meer informatie over het beeld, of toets B voor meer informatie over Giacometti