Wij, archeologen, weten heel veel over het leven van lang geleden door… graven van dode mensen te onderzoeken. Kijk, wat je hier allemaal ziet, komt uit het graf van een jongeman. Hij leefde in de Romeinse tijd. Zijn familie heeft vanalles in zijn graf gelegd, om te laten zien hoe hij heeft geleefd. Raar, hé, laten zien hoe je leeft… in een graf. Maar … goed voor ons! Wat zien we allemaal? Ik vind de donkerblauwe pannetjes prachtig. Eigenlijk zijn dat scheplepels, om wijn uit te drinken. Ze komen uit Italië en zijn heel duur. Het glanzende rode aardewerk is een chique eetservies. En het glazen flesje links onderaan nam de jongeman mee naar het badhuis. Wat zien we nog? Metalen instrumenten, waaronder een passer en een schrijfstift, nummer 35 en 36, en een inktpotje, nummer 25: zij verklappen ons dat de jongeman kon lezen en schrijven. Naast de inktpot ligt ook een dobbelsteen: onze jongeman speelde waarschijnlijk graag spelletjes... En de punt van de lans, nummer 30, geeft aan dat hij ook graag jaagde. Ja, als je rijk was, kon je dat allemaal doen. De glazen voorraadpot in het midden – zie je hem? – bevatte ooit de resten van de jongeman. In de Romeinse tijd werden dode mensen verbrand, gecremeerd. Dat gebeurt nu ook weer meer en meer. Maar niet meer op een brandstapel, zoals toen. Waar dan wel? Weet jij dat? A = in de kerk B = in een crematorium C = op het kerkhof Het juiste antwoord is B, in een crematorium.

ABC